Barbara Baarsma over duurzame financiering: ‘Leg uit dat je tijdelijk wat minder gaat verdienen, maar in de toekomst juist meer’

De financiële sector moet de lat hoger leggen als het gaat om het vergroenen van onze economie. Dat predikt Barbara Baarsma, hoogleraar toegepaste economie aan de Universiteit van Amsterdam. Pensioenfondsen, verzekeraars, banken en vermogensbeheerders hebben een schatkamer aan middelen in handen om de samenleving te verduurzamen. Maar daar zijn ze zich nog niet genoeg van bewust. “We hebben nog nooit alle prikkels op groen gezet. Laten we dat nu eens proberen.”

Barbara Baarsma
“Ik ben van nature een optimist, en zie het glas als halfvol. Maar het kan wel voller.”

Of ze nog in het idee van groene groei gelooft? De theorie dat economische groei mogelijk is binnen de draagkracht van de aarde? Bij de twijfel alleen al spitst Baarsma haar oren en vraagt geïnteresseerd: “Waarom zou ik daar niet meer achter staan?”

Het is enerzijds een onnodige vraag, want Baarsma is er onverminderd duidelijk over. Groene groei was het thema van haar vorige boek met de gelijknamige titel, dat in 2022 verscheen. Ook in haar meest recente boek ‘Duurzame financiering’, dat ze samen met econoom Maarten Biermans schreef, uit ze zich als groot voorstander van het concept. Maar anderzijds is de vraag wél relevant, gezien er in de afgelopen jaren steeds meer enthousiasme is ontstaan voor het tegenovergestelde idee: degrowth. Personen als de Japanse filosoof Kohei Saito beweren dat economische groei onvermijdelijk leidt tot overconsumptie, wat de destructie van planeet aarde tot gevolg heeft. De enige oplossing zou zijn om in te zetten op een alternatief voor kapitalisme, een stelstelverandering, consuminderen.

Jullie stellen in ‘Duurzame financiering’ dat degrowth niet garandeert dat we het klimaat kunnen redden. Garanties zijn inderdaad lastig, maar de theorie klinkt toch best logisch? Zo’n garantie kun je bovendien bij groene groei toch ook niet geven?

“Zeker niet, maar dat beweer ik ook niet. Dat is juist het verwijt dat voorstanders van groene groei krijgen, dat het geen garantie geeft voor het blijven binnen planetaire grenzen. Onze reactie is dan dat krimp die garantie ook niet geeft. Groei of krimp is voor mij geen doel op zich, maar een middel om binnen planetaire grenzen te komen. In onze ogen heeft groene groei daarbij de grootste kans van slagen. Ten eerste omdat er geen electoraal draagvlak is voor krimp. Oproepen dat er minder geconsumeerd en geproduceerd moet worden, daar gaan mensen alleen maar tégen stemmen. Ook omdat belangrijke diensten als zorg, onderwijs en defensie in het geval van krimp niet bekostigd kunnen worden. En dan kun je nooit een vergroeningsagenda doorvoeren. En ten tweede omdat je met een groeiende economie de middelen in handen hebt om te investeren in vergroeningstechnologie. Die technologie hebben we keihard nodig. Voorstanders van degrowth pleiten voor een ander economisch systeem. Het duurt echter te lang om het kapitalistische systeem te veranderen. Voordat je die stelselverandering hebt doorgevoerd, ben je decennia verder, áls het al lukt. Daarom pleit ik voor groene groei, waarbij je binnen de overheidsgestuurde markteconomie de prikkels stevig op groen zet.”

Voorstanders van de degrowth­-beweging beweren juist dat het uitrollen van nieuwe technologieën te lang duurt, en dat je al doende gevangen blijft in een systeem van overmatige consumptie dat onze aarde kapot maakt.

“Je hebt inderdaad niet alles morgen al gedaan, maar je kunt wel al meteen beginnen met vergunningseisen en bestemmingsplannen aanpassen. Je kunt de CO2-belasting verhogen, stikstof en watergebruik serieuzer beprijzen. Ik denk dat stevige groene wetgeving een enorm creatief vermogen van producenten, ontwikkelaars en wetenschappers in gang zal zetten waardoor je een golf van vergroeningstechnologie op gang brengt. En wat betreft die overtuiging dat technologie ons verder gaat helpen, daar ben ik heel transparant over. Ik wéét niet of het genoeg gaat zijn. Maar ik weet wel dat we het nog nooit écht geprobeerd hebben. We hebben nog nooit alle prikkels op groen gezet. Laten we dat nu eens proberen.”

Verantwoordelijkheid pakken

Daarbij is een enorme rol weggelegd voor de financiële sector. In de eerste plaats omdat ‘grijze’ politici (die geen groene agenda hebben) hun verduurzamingsbeleid via financiële instellingen zullen gaan spelen. Ook die politici zullen zich namelijk aan internationale klimaatregels moeten houden, en uit angst voor electorale afstraffing zullen ze banken, vermogensbeheerders en pensioenfondsen het werk voor ze laten opknappen. Maar daarnaast omdat de financiële sector een goudmijn aan middelen bezit om klimaatverandering tegen te gaan. Zij het in de vorm van groene obligaties, duurzaamheidsleningen, investeringen of advies. Maar er liggen wel flink wat hobbels op de weg. Zo zijn de kosten van klimaatinvesteringen hoog, terwijl de baten pas veel later optreden. Ook brengt de lange looptijd van duurzame projecten risico’s met zich mee, en is het bovendien onzeker of bepaalde klimaattechnologieën echt gaan renderen.

Misschien wel het grootste probleem is dat klimaatrisico’s onvoldoende worden meegewogen bij investeringsbeslissingen door financiële instellingen. De CO2-uitstoot die gepaard gaat met een belegging is ondergeschikt aan het financiële rendement, en wordt vaak zelfs niet eens bekeken. Voor effecten als de vernietiging van koraalriffen of bosbranden hoeft in het werkelijke leven geen bonnetje betaald te worden, terwijl beide fenomenen wel degelijk financiële verliezen kunnen opleveren. Al helemaal op de lange termijn.

Welk rapportcijfer zou je de financiële sector geven als het gaat om duurzaamheidsbeleid?

“Ik vind dat heel moeilijk te zeggen omdat financiële instellingen zó van elkaar verschillen. Pensioenfondsen kijken van nature naar de lange termijn en kunnen in één keer meerdere miljarden verschuiven van fossiele naar groene beleggingen. In het geval van banken die leningen verschaffen, gaat dat veel stapsgewijzer. Die moeten wachten tot een lening afloopt en kunnen daarna pas nieuwe afspraken maken. Dus ik vind het moeilijk om je vraag in algemene zin te beantwoorden, omdat je met een rapportcijfer een gemiddelde geeft terwijl het juist gaat om die tempoverschillen binnen de sector. Maar ik ben van nature een optimist, en zie het glas als halfvol. Maar het kan wel voller.”

Bij Change Inc. houden we van het positieve verhaal. Maar je hoort ook heel vaak: er vloeien simpelweg nog te weinig euro’s naar start- en scale-ups die klimaatoplossingen bedenken. Wat is daar de verklaring voor?

“Bij startende groene bedrijven speelt het probleem dat bancaire leningen daar niet zo geschikt voor zijn. We hebben eigenlijk een te weinig divers financieringslandschap in Nederland, en hebben veel meer durfkapitalisten nodig die investeren in dat soort bedrijven. Je moet start- en scale-ups namelijk niet vol hangen met schulden, dat is niet de beste oplossing. Daarnaast zou een Europese kapitaalmarkt erg helpen. Daarmee wordt het veel makkelijker voor bijvoorbeeld een Italiaanse investeerder om te beleggen in een Nederlandse start-up. Nu maken allerlei barrières dat nog heel lastig.”

Financiers moeten afstand durven nemen van hun grijze omzet, schrijven jullie, zonder dat het groene alternatief dit verlies nog kan compenseren. Dat gaat er bij hen lastig in, kan ik me voorstellen. Hoe willen jullie financiers ervan overtuigen dat dit de beste koers is?

“De financiële sector is van nature risicoavers. Dat is ook logisch, want financiers worden door de maatschappij ingehuurd om risico’s te beheren. Maar het is echt nodig dat ze inzien dat ze met groene producten moeten gaan komen. Die hebben ze nu nog onvoldoende op de plank liggen. Daar hoort ook ontgrijzen bij, zoals het afstoten van financieringen aan de producenten en gebruikers van kolen. Dat zal inderdaad een dip in bepaalde omzetten betekenen. Zie dit onder ogen, en ga het gesprek met aandeelhouders aan. Leg uit dat je als financiële instelling tijdelijk wat minder gaat verdienen, maar in de toekomst juist meer. Zeg tegen ze: we financieren de transitie met bestaande en nieuwe producten, maar daar moeten we nu dan wel ruimte voor creëren door te ontgrijzen.”

Lopen ze dan niet het gevaar dat aandeelhouders en klanten overstappen naar de (minder idealistische) concurrent?

“Ja, dat zou kunnen. En dat is ongelofelijk moeilijk, ik ga niet doen alsof dat niet zo is. Maar uiteindelijk denk ik dat financiële instellingen er zijn voor de lange termijn. Daarom is het enorm belangrijk dat ze hun portfolio vergroenen. Vertel daar een verhaal bij, durf een leider te zijn. Financiële instellingen zijn dienaars van de reële economie omdat ze de investeringsbeslissingen ondersteunen die door bedrijven en burgers worden gemaakt. Dat betekent niet dat ze lijdzaam hoeven te wachten tot die bij hen aankloppen. Financiers kunnen ook stimuleren, motiveren en verleiden, door middel van rentekortingen, langere looptijden, en prettige belastingvoorwaarden.”

Banken stellen vaak dat ze een afspiegeling van de samenleving zijn. Dat ze financieren wat de maatschappij hen vraagt te financieren. Daar zouden olie- en gasvelden nu ook nog bij horen. Wat vind je van die houding?

“Dat klopt wanneer je een dienaar van de reële economie opvat als het louter volgen van de investeringsbeslissingen die de reële economie neemt. Als de overheid onvoldoende vergroeningsprikkels inbouwt, blijven kolencentrales gewoon open. En ja, dan moeten we die maar financieren. Dat is inderdaad een redenering, maar niet één waar ik groot voorstander van ben. Ik vind het onverstandig. Want als je verder kijkt, weet je dat die kolencentrales niet toekomstvast zijn. Stop daar vandaag mee en doe de wereld een plezier. Gebruik je kapitaalkracht om in duurzame vormen van energie te investeren. Dat is ook in het belang van de financiële instellingen zelf.”

Wat is dat eigenbelang dan precies?

“Als financiële instellingen een kortetermijnblik houden, dan zal vergroening onvoldoende snel gaan. Gelukkig kondigden Nederlandse pensioenfondsen onlangs aan fors te gaan investeren in de energietransitie. Dat doen ze niet omdat er een wet is die zegt dat ze dat moeten doen, maar omdat het draagvlak voor hun bestaan vergroot. De maatschappelijke acceptatie voor hun ‘zijn’. Ze weten: als we een onderdeel van deze samenleving willen zijn, dan moeten we ons ook opstellen als een verantwoorde organisatie.

“Maar het heeft ook te maken met de risico’s die ze lopen. Als er branden of overstromingen ontstaan als gevolg van klimaatverandering, wordt hun onderpand of belegging minder waard. Dan zijn ze de sjaak. Gelukkig zie je dat steeds meer financiële instellingen dit soort risico’s meewegen in hun modellen. Maar helaas nog niet genoeg.”

Jullie zien voor financiële instellingen een rol als adviseur weggelegd, waarin ze andere partijen kunnen helpen met verduurzamen. Maar dat zijn toch geen échte financiële transacties waarmee direct verduurzaming wordt aangewakkerd? Of zie ik dat verkeerd?

“Consultancy leidt wel degelijk tot meer euro’s naar het klimaat. Stel je voor, je koopt een huis en wil dat verduurzamen, maar maakt geen gebruik van allerlei regelingen die dat financieel aantrekkelijker zouden maken. Dat is zonde. Een bank kent die regelingen wel. Net zoals die bank weet wat er voor boeren mogelijk is op het gebied van emissiearme stallen of andere nieuwe technologieën. Zo’n bank kan zijn kennis inzetten om euro’s naar die burger of boer te laten rollen, wat uiteindelijk voor verduurzaming kan zorgen. Als de financiële sector zich op die manier gaat inzetten, leidt dat dus echt ergens toe.”

‘Mag er ook wat ambitie zijn?’

Nu partijen als Milieudefensie en Urgenda zich actiever gaan bemoeien met het duurzaamheidsbeleid van organisaties en in toenemende mate hun weg naar de rechtszaal weten te vinden, zien Baarsma en Biermans dat de angst regeert. Volgens hen sorteert die angst het verkeerde effect en stellen bedrijven hun klimaatambities naar beneden bij, in plaats van naar boven. Dit omdat ze bang zijn om afgerekend te worden vanwege potentieel onhaalbare doelen. Een verkeerde impuls, stellen de auteurs, omdat bedrijven heus niet publiekelijk afgemaakt zullen worden als ze ambitieuze doelen stellen en op den duur blijkt dat die doelen te hoog gegrepen waren.

Hoe weten jullie dat zo zeker? Activistische organisaties kunnen toch best meedogenloos zijn?

“Als je de lat heel hoog legt, serieus aan de slag gaat en die lat uiteindelijk nét niet haalt, gaan mensen je echt niet aan de schandpaal nagelen. Wanneer je hoge doelen stelt, ben je waarschijnlijk ook ambitieus. Dan ga je intern sturen op die doelen. Als je de doelen by far niet haalt, ja, dan heb je een probleem.”

Maar schuilt er geen gevaar in die coulante houding? Laten we daarmee geen ruimte voor bedrijven die té ambitieuze doelen stellen, waarvan ze zelf ook weten dat ze onrealistisch zijn, puur voor de bühne?

“Stel je voor dat iemand een heel dappere doelstelling stelt voor 2050. Dan kun je die tussentijds toetsen op voortgang, in 2030, 2040, enzovoort. Als je dan al in 2030 enorm achterligt, heb je wat uit te leggen. We hebben dus mijlpalen nodig om over en weer vertrouwen op te bouwen. Maar ga niet bij voorbaat al zeggen dat doelen onhaalbaar zijn. Dat zet namelijk alle creativiteit in organisaties stop. Dan laat je de rechtszaken en de boetes regeren, en dat wil je niet.”

Jullie schrijven dat we misschien niet van fossiele bedrijven kunnen verwachten dat ze overschakelen naar groene energie, omdat ze dan hun huidige bedrijfsmodel kapotmaken. Ter vergelijking noemen jullie de producenten van typemachines, die vroeger niet degenen waren die met de uitrol van computers kwamen. Een interessante vergelijking, maar het verschil daarbij lijkt me dat typemachines niet bijdroegen aan de afbreuk van onze aarde.

“Ja, maar misschien hadden zulke producenten wel hele slechte werkomstandigheden, of zorgden ze lokaal voor veel vervuiling. Misschien golden er andere problemen die in onze huidige context geen issue meer zijn. Dat weet je allemaal niet. Het punt dat we probeerden te maken, is dat van creative destruction. Nieuwe, innovatieve technieken vernietigen de oude. En kunnen wij dan wel van de oude producenten verwachten dat ze meewerken aan hun eigen ondergang? Het is een prikkelende gedachte waarmee we mensen aan het begin van het boek aan het denken wilden zetten.”

Wanneer ik me probeer voor te stellen dat ik aan het hoofd sta van een fossiele onderneming, dan is mijn eerste gedachte altijd dat ik zo snel mogelijk de transitie zou willen maken naar hernieuwbare energie. Als ik dat niet doe, weet ik namelijk zeker dat ik binnenkort geen bestaansrecht meer heb en mijn eigen onderneming om zeep help.

“Maar jij bent toekomstvast en kijkt om je heen. Je weet wat er in de samenleving gebeurt. Vergis je niet, er zijn ook mensen die gewoon in hun bubbel blijven en niet om zich heen kijken. Jouw reflectie is natuurlijk logisch, maar te veel bedrijven hebben die niet. Daarom heb je de financiële sector dus ook zo hard nodig, die dappere dodo’s zoals jouw fictieve energiebedrijf aan financiering helpt, en de grijze mastodonten uitfaseert.”

Lees ook:

Change Inc.

schrijf je in voor de nieuwsbrief

Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!

Schrijf je nu in

Nieuws & Verhalen

Changemakers

Bedrijven

Events


Producten & Diensten


Lidmaatschap

Inloggen

Nieuwsbrief & Memberships


Over Change Inc.

Over ons

Waarom Change Inc.

Team

Partnerships & Adverteren

Werken bij Change Inc.

Pers & media

Onze partners

Contact

Start

Artikelen

Changemakers

Bedrijven

Menu