Dus je dacht duurzaam bezig te zijn met je mandje vol ESG-aandelen

Kritiek op ESG-ratings – scores bedoeld om de duurzaamheidsprestaties van bedrijven te beoordelen – neemt met de jaren toe. In de praktijk blijken ze beleggers slechts het halve verhaal te vertellen en wordt vervuilende bedrijven ten onrechte een groen plakkaat opgespeld. Volgens vermogensbeheerder Robeco is er aanvullende informatie nodig om als investeerder écht een duurzame keuze te kunnen maken.

Duurzaambeleggen
Amerikaanse economen becijferden vorig jaar dat slechts 5 procent van de 250 grootste aandelenfondsen die geoormerkt zijn als duurzaam of sociaal verantwoord, écht bijdraagt aan het tegengaan van klimaatverandering.

Stel je voor: je hebt een financieel gezond jaar achter de rug en besluit je dertiende maand een mooi plekje te willen geven. Het liefst in een aandelenfonds dat lekker rendeert, waar je weinig omkijken naar hebt en dat ook nog een positieve werking heeft op mens en milieu. Je kiest uiteindelijk voor een goed presterend aandelenmandje met een hoge ESG-rating. Zo’n rating zegt je eigenlijk niets, maar omdat je weet dat ESG staat voor Environmental, Social en Governance en de rating groen kleurt, klik je vol vertrouwen op de koopknop. Heb je nu een goede keuze gemaakt?

Niet zonder meer, waarschuwen experts. ESG-ratings kunnen een misleidende werking hebben, aangezien ze gestoeld zijn op een beperkte duurzaamheidsvisie. Beleggers en fondsmanagers interpreteren de scores als maatstaf voor hoe goed een aandeel of aandelenfonds is voor de wereld, maar eigenlijk kun je dat oordeel er helemaal niet mee vellen. Dat leidt tot scheve verhoudingen in de wereld van groene beleggingen.

Hoe werkt het?

ESG-ratings bestaan al geruime tijd. Ze reiken terug naar vlak na de millenniumwisseling en zijn de afgelopen vijf jaar echt gangbaar geworden in de financiële wereld. Inmiddels ontvangt vrijwel elk beursgenoteerd bedrijf een ESG-stempel van ratingbureaus als MSCI en Sustainalytics. “Een ESG-rating brengt in kaart of een bedrijf financiële risico’s ondervindt door factoren op het gebied van klimaat en ethisch-bestuurlijke kwesties”, vertelt Jan Anton van Zanten, expert op het gebied van SDG-beleggingen bij Robeco. “Bijvoorbeeld het effect van watervervuiling, de uitstoot van CO2 of genderongelijkheid. Ratingbureaus verzamelen data over deze factoren en verdelen die onder in verschillende categorieën. Daarmee wordt uiteindelijk een totaalscore berekend. Elk ratingbureau heeft een eigen manier om dit te doen. Ze nemen een gemiddelde of kennen bepaalde wegingen toe aan de verschillende categorieën. Als belegger kun je vervolgens besluiten om niet meer te investeren in de bedrijven die het slechtst scoren, of juist meer te investeren in bedrijven die goeie ratings ontvangen.”

Een rating loopt doorgaans van 0 tot 100, waarbij een hoger getal een betere score aanduidt, oftewel een lager risico op het bedrijf. Dat risico gaat maar één richting op; het effect dat een veranderende wereld heeft op de bestaanszekerheid van een onderneming. In feite vertelt een hoge ESG-score je dus alleen: chapeau, dit bedrijf heeft er alles aan gedaan om te verzekeren dat milieu-, sociale en bestuurlijke factoren geen afbreuk zullen doen aan de winstgevendheid.

Rating zegt niet alles

Maar vanuit duurzaamheidsoogpunt is dat maar het halve verhaal. De andere richting, namelijk het effect dat bedrijven hebben op ESG-factoren, wordt niet meegenomen in de ratings. Daardoor komt het in de praktijk voor dat bedrijven die veel CO2 uitstoten of bijdragen aan de afname van biodiversiteit, alsnog goed beoordeeld worden door ratingbureaus. “Wat je ziet, is dat bedrijven in de tabaks-, frisdrank- of fastfoodindustrie heel goede ratings krijgen, terwijl je vast wel zult begrijpen dat zulke bedrijven niet echt bijdragen aan een betere wereld”, zegt Van Zanten. “Dat komt omdat ze bijvoorbeeld een streng beleid hanteren op het gebied van gendergelijkheid of goede bescherming bieden voor klokkenluiders. En in het geval van tabaksbedrijven zou je kunnen zeggen: het effect van ESG-factoren op hun winstgevendheid is minimaal, want mensen blijven toch wel verslaafd aan roken. Dat levert een hoge score op. Maar vanuit een impactperspectief zijn die bedrijven helemaal niet duurzaam, terwijl de rating dat wel doet blijken.”

Een ander probleem, vergelijkbaar met de kritiek die voorheen werd geuit op de Nutri-Score in supermarkten, is dat ESG-ratings bedrijven beoordelen ongeacht de branche waarin ze werkzaam zijn. “Ratingbureaus hanteren een soort best in class-aanpak”, vertelt Paul Ruijs, specialist op het gebied van impactmetingen bij Robeco. “Ze kijken binnen bepaalde sectoren naar welke bedrijven goed en minder goed presteren. De beste krijgen vervolgens een goede score. Maar je zou je bij sommige sectoren kunnen afvragen of die eigenlijk niet in zijn geheel onduurzaam zijn.”

Meeliften

Amerikaanse economen becijferden vorig jaar dat slechts 5 procent van de 250 grootste aandelenfondsen die geoormerkt zijn als duurzaam of sociaal verantwoord, écht bijdraagt aan het tegengaan van klimaatverandering. Toch lift de overige 95 procent wel mee op het duurzaamheidsstempel, waar de bedrijven financieel gezien garen bij spinnen. Beleggers investeren tegenwoordig namelijk steeds meer vanuit een duurzaamheidsmotivatie, en daardoor vloeit er veel geld naar aandelen of fondsen met een hoge ESG-rating. Beleggers met weinig duurzaamheidskennis vertrouwen er vaak blind op dat dit soort fondsen bestaan uit bedrijven die goed doen voor de wereld. “ESG-ratings hebben zeker legitimiteit”, zegt Ruijs. “Maar ze worden vaak verkeerd geïnterpreteerd en verkeerd in de markt gezet, zijnde iets om positieve impact mee te kunnen aanduiden. Maar daar heb je echt een andere statistiek voor nodig.”

SDG-ratings

Volgens Robeco ligt het antwoord in een rating die gebaseerd is op de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties (de SDG’s). Die is nodig in aanvulling op ESG-ratings, om beide kanten van het duurzaamheidsveld te belichten. Dubbele materialiteit, wordt dat in jargon genoemd. De vermogensbeheerder maakt zo’n SDG-score voor inmiddels ongeveer 24.000 bedrijven, waarbij gekeken wordt naar de producten, diensten en bedrijfsvoering van ondernemingen, en of die betrokken zijn bij publieke controverses. Ook wordt meegewogen in welke sector een bedrijf werkzaam is, en of die schade berokkent aan het klimaat of de samenleving. De SDG-score loopt van min drie (heel slecht) naar plus drie (heel goed), en is net als bij zijn ESG-evenknie een samenvoeging van meerdere subscores. “Belangrijk is dat je een slechte prestatie op één SDG niet kunt wegpoetsen met een goede prestatie op de ander”, aldus Ruijs. “Zo werkt dat bij ESG-ratings over het algemeen wel. Bij SDG-ratings is het zo dat meerdere positieve subscores met één negatieve ertussen uiteindelijk leidt tot een negatief eindoordeel. Een controverse als het schenden van mensenrechten is daar een voorbeeld van. Dan is de score gelijk negatief, ook als de andere factoren wel positief zijn.”

Niet geheel verrassend, komt het veel voor dat bedrijven met goede ESG-ratings een slechte SDG-rating ontvangen. “Je ziet in de tabakssector dat vrijwel alle bedrijven een negatieve SDG-rating krijgen, terwijl een vrij groot deel wel positieve ESG-beoordelingen ontvangen. Maar het werkt ook de andere kant op. Dat komt bijvoorbeeld omdat sommige duurzame bedrijven niet heel transparant zijn over bepaald beleid dat ze hebben.”

Ongereguleerde markt

Robeco ziet niet als enige in dat ESG-ratings een eenzijdige boodschap vertolken. Zo kondigde de vermogensbeheerder Schroders onlangs aan beleggingsfondsen op te richten die de SDG’s als basis hebben. Daarnaast zijn er meer partijen in de markt die nu ook SDG-ratings geven aan beursgenoteerde bedrijven, naast of in plaats van ESG-ratings. En zelfs de Europese Unie heeft afgesproken om de arena van ESG-ratings, op dit moment een veelal ongereguleerde markt, strenger te handhaven en bovendien het concept van dubbele materialiteit te stimuleren.

“In principe moedigen wij die ontwikkeling in de EU aan”, laat Ruijs weten. “Maar we kiezen er zelf wel voor om een duidelijk onderscheid te maken tussen financiële materialiteit en impact-materialiteit, en om deze met afzonderlijke ratings in kaart te brengen. Anders verwachten we dat er verwarring ontstaat over hoe een bepaalde score herleid kan worden.”

En nu?

Terug naar die dertiende maand – wat moet de moreel gedreven belegger met al deze informatie? Volgens Van Zanten is het essentieel om jezelf eerst te informeren en niet achteloos te vertrouwen op ESG-ratings. “Vraag je als investeerder af: wat voor informatie heb ik nodig om zéker te weten dat dit bedrijf duurzaam is? Zorg dat je echt goed begrijpt wat dat inhoudt. En zorg ook dat je checkt of de fondsmanager die je selecteert om voor je te beleggen de capaciteit heeft om dat goed te doen.”

Daarnaast denkt hij dat SDG-ratings niet alleen vanuit beleggersperspectief waarde toevoegen, ook kunnen ze de beoordeelde bedrijven helpen. “Er zijn veel bedrijven die willen weten hoe ze het verschil kunnen maken en wat daar vanuit hun kant voor nodig is. SDG-ratings kunnen hen veel inzichten geven in hun bedrijfsvoering. Er zijn daarom ook veel bedrijven die ons vragen: wij scoren slecht op deze factoren, wat kunnen we doen om dat om te draaien?”

Lees ook:

Change Inc.

schrijf je in voor de nieuwsbrief

Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!

Schrijf je nu in

Nieuws & Verhalen

Changemakers

Bedrijven

Events


Producten & Diensten


Lidmaatschap

Inloggen

Nieuwsbrief & Memberships


Over Change Inc.

Over ons

Waarom Change Inc.

Team

Partnerships & Adverteren

Werken bij Change Inc.

Pers & media

Onze partners

Contact

Start

Artikelen

Changemakers

Bedrijven

Menu