FMO boekte met 297 miljoen winst (65 miljoen in 2023), en een portfoliowaarde aan projecten van 15,5 miljard (13,2 miljard in 2023) mooie resultaten in 2024. Wat zeggen deze cijfers volgens jou?
“Het zijn goede resultaten. Maar ik zeg er wel altijd gelijk bij: ruim 100 miljoen van onze winst komt door de koersstijging van de dollar. Omdat wij veel in dollars investeren en in euro’s rapporteren levert dat winst op. Je ziet nu dat de dollar aan het dalen is. Dus dat deel van de winst kan ook zomaar verdampen.
Dan hebben we nog wat we reguliere winsten noemen: winst uit rente op leningen, dividenduitkeringen en fees, minus de operationele kosten. Dat is een solide 100 miljoen. De cijfers laten in ieder geval zien dat er behoefte is aan de diensten die we leveren. En dat je daarmee dus een degelijke winst kunt maken. Het zijn geen double digits wat betreft return on equity, maar dat hoeft niet. We zijn een zelfstandige organisatie die niet leunt op jaarlijkse donaties van de overheid. En we kunnen groeien op de winst die we maken. Daarbij nemen we meer risico dan anderen, dat hoort bij ons mandaat. Dat is niet altijd makkelijk, en soms raak je daarbij geld kwijt, zoals in bijvoorbeeld Oekraïne en Myanmar is gebeurd. Hoewel we steeds beter worden in het inschatten van risico’s, staat dat niet garant voor 100 procent succes. De kans dat we de financiële resultaten van 2024 dit jaar gaan evenaren is klein – en dat is oké.”
Jullie hebben meer focus aangebracht in de projecten waarin jullie investeren. Zo kiezen jullie nu gericht op de agrarische sector, de financiële sector en hernieuwbare energie. Hoe kies je binnen deze domeinen waar je je geld in stopt?
“Veel projecten komen binnen via ons netwerk. We zijn al meer dan 50 jaar actief en de grootste van de vijf bilaterale Europese ontwikkelingsbanken. Mensen weten ons te vinden omdat we een sterk merk hebben opgebouwd. Omdat we ons op een paar sectoren richten – en bewust andere sectoren, zoals gezondheidszorg, vermijden – weten mensen ook beter waarvoor ze bij ons moeten zijn. Tijdens de strategiebepaling na COVID wilden veel partijen dat we de gezondheidszorg in zouden gaan, maar wij zeiden: laat anderen dat doen. Andersom krijgen wij bijvoorbeeld agrarische projecten aangereikt door Europese collega’s die dat weer spannend vinden.”
FMO is een ontwikkelingsbank die in 1970 is opgericht door de Nederlandse overheid. De staat heeft een aandeel van 51 procent in de bank, maar staat wel op afstand. FMO richt zich op het stimuleren van economische groei in ontwikkelingslanden door het financieren van lokale ondernemers. De overheid biedt een staatsgarantie, waardoor FMO tegen relatief lagere kosten geld kan aantrekken op de kapitaalmarkt.
Welke projecten van de afgelopen jaren spreken in jouw ogen tot de verbeelding?
“In Senegal hebben we bijvoorbeeld een grote batterijopslag gefinancierd, de eerste van die omvang in West-Afrika. En in de agrarische sector hebben we een gezamenlijke investering opgezet voor ETG, een grote agri-speler. Daarbij hebben we een duidelijke link met duurzaamheid gelegd. Als ETG 1 miljoen boeren bereikt met hun business wordt de rente op de lening lager. En in 2023 zijn we voor het eerste de Ethiopische markt opgegaan. Dat land heeft zijn bankensector recent opengesteld voor buitenlandse investeerders. Samen met de Engelsen zijn we de eersten die instappen. Dat past heel erg bij ons beleid: markten openbreken en verder ontwikkelingen met klanten die zich inzetten op ESG-gebied.”
Hoe meten jullie of de projecten waarin jullie investeren ook daadwerkelijk een positieve impact maken op zaken als armoedebestrijding, gelijkheid en klimaat?
“Via due diligence op zowel financiële als ESG-aspecten. Samen met de klant maken we bijvoorbeeld een environmental & social action plan en een corporate governance action plan. Daarin staat concreet wat wanneer bereikt moet worden en dat meten we via een x-aantal indicatoren. Op die manier volgen wij de voortgang. Soms leidt dat ertoe dat we afscheid moeten nemen van klanten die onvoldoende voortgang boeken.”
Is dat wel eens gebeurd?
“Niet zo vaak, maar het gebeurt wel. Het zijn niet tientallen klanten per jaar, want dat zou betekenen dat wij onze beïnvloeding niet op orde hebben. In principe lukt het om partijen mee te nemen in onze voorwaarden. Maar dat is niet eenvoudig. Onze klanten hebben vaak concurrerende offertes op tafel liggen, bijvoorbeeld uit het Midden-Oosten of Azië. Die kunnen goedkopere leningen bieden en stellen bovendien geen of weinig aanvullende eisen. Dan helpt het dat klanten zien dat wij hen echt verder helpen. We zijn niet puur transactioneel.”
Interviewserie Horizon - Hoe versnellen we de duurzame transitie, en welke barrières staan in de weg? In de interviewserie Horizon spreekt Change Inc. CEO’s die aan de frontlinie staan van verandering. Over de dilemma’s die ze tegenkomen, de afwegingen die ze maken en de kansen die ze zien om hun sector én bedrijf duurzamer te maken.
Eerder verschenen:
- Marije Hulshof (CEO Royal HaskoningDHV): ‘We willen en kunnen meer doen, dus waarom niet?’
- Dyonne Rietveld (Uniper Benelux): ‘Je ziet nu langzaam de acceptatie indalen dat we de klimaatdoelen niet gaan halen’
- ACM-topman Martijn Snoep: 'We staan echt niet met een knuppel te wachten tot iemand de klimaatregels overtreedt'
In NRC stelde je onlangs dat investeren in ontwikkelingslanden zakelijk gezien nu ook de juiste investeringen zijn. Waarom vind je het belangrijk om dit te benadrukken?
“Mensen redeneren vaak vanuit het principe: what’s in it for me? Er heerst nog steeds het beeld dat we met donaties aaibare projecten financieren. Maar er is gewoon een businesscase. Het heeft zakelijk gezien zin wat we doen. Neem het project waarbij we investeren in klimaatbestendige koffieplantages. De prijzen voor koffie liggen hoog, en dat merkt de consument. Wij investeren in deze projecten omdat we ervoor willen zorgen dat koffie in de toekomst beschikbaar en betaalbaar blijft, ook al is deze investering niet superwinstgevend.
Een hardcore bankier zal zeggen, ‘jullie maken te weinig winst’. Maar dat is niet het volledige plaatje. We kijken naar total return, inclusief impact. Dat is een trade-off die iedereen voor zichzelf moet maken.”
Kom je dan ook wel eens in de knel tussen financiële winst en duurzaamheid? Hoeveel mag het financieel gewin lijden onder de beoogde duurzame resultaten?
“Die afweging gaat vaker over risico’s. En die risico’s kunnen zich natuurlijk vertalen naar financiële zaken. Dus als je ons vraagt: ga je nu financieren in Sudan? Dan bloedt mijn hart met het antwoord “nee”. De kans dat het ter plekke misgaat, is gewoon te groot en ik kan de veiligheid van onze mensen daar niet garanderen. Als je daar in een duurzaam bedrijf investeert en het gaat failliet, dan maak je bovendien geen impact. Ergens is het tragisch dat we het dan niet eens proberen, maar uiteindelijk moeten wij ook een gezond bedrijf runnen.”
In een land als Sudan lijken de risico’s overduidelijk. Maar hoe ga je om met de grijze gebieden van landen waar ‘wel eens’ corruptie en mensenrechtenschendingen voor komen?
“Dat zijn natuurlijk waar de langste debatten over gaan. We praten met ambassades, lokale partners en bestaande klanten. Toen de LGBTQ+ wetgeving in Oeganda werd aangescherpt, hebben we gesprekken gevoerd met de community. Je kunt daar geen standaardbeleid op loslaten. Het is maatwerk. We moeten goed proberen te snappen wat de lokale omstandigheden zijn. En ja, soms is het heel lastig. Maar dat is ons werk.”
Zijn er dan wel eens investeringen geweest waar FMO spijt van heeft gehad?
“Natuurlijk. Met de kennis van nu zouden we sommige investeringen niet hebben gedaan. Onze investering in C-Quest Capital bijvoorbeeld, de eigenaar nu wordt verdacht van grootschalige fraude met carbon credits door de FBI. Hij heeft heel veel mensen en investeerders om de tuin geleid, om het zacht uit te drukken. Tegelijkertijd kent onze invloed grenzen. Zouden we met de kennis van nu dat windpark in Oekraïne financieren? Waarschijnlijk niet. Maar je kunt je afvragen of we dat hadden kunnen weten. En ook als we gevallen van fraude tegenkomen, krabben we onszelf achter het oor of we dat hadden kunnen weten. We hebben een onafhankelijk panel van experts dat naar locaties kan gaan als we geluiden van mensenrechtenschendingen horen. Soms kom je dan dingen tegen die je in eerste instantie over het hoofd hebt gezien. Daar leer je van. En soms zijn die lessen pijnlijk.”
Momenteel lijkt het alsof welvarende landen hun handen aftrekken van ontwikkelingshulp en in de VS is er zelfs sprake van een anti-ESG-movement. Hoe kijk jij naar deze ontwikkeling?
“Of je nou wel of niet gelooft dat klimaatverandering door mensen wordt veroorzaakt; dat het klimaat verandert is een feit. Vraag het vooral onze klanten in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Die merken het gewoon. Als je dan de risico’s hiervan gaat ontkennen, schiet je jezelf uiteindelijk financieel in de voet. Neem weer de koffieteelt: als koffieboeren hun planten niet tijdig weerbaar maken – en dat geldt ook voor cacao, thee en eigenlijk de hele agrisector – dan ben je als boer op een gegeven moment out of business. En dat raakt de hele keten: leveranciers, banken, iedereen. Het beperken van klimaatrisico’s heeft misschien wel de duidelijkste businesscase. Uiteindelijk denk ik dat dat ook gaat gebeuren met biodiversiteit. Over een aantal jaar gaan we de businesscase van biodiversiteit veel scherper zien dan nu.”
Tegelijkertijd wordt in Europa de verplichte duurzaamheidsrapportages als CSRD en CSSSD uitgesteld. In hoeverre raakt dit jullie bedrijfsvoering?
“Dit heeft beperkt direct invloed op ons. Wel proberen we continu onder de aandacht te brengen dat duurzaamheidsregels anders werken in verschillende markten. Wat hier mogelijk is, werkt in Myanmar niet. Duurzaamheidswetgeving is goed, maar dan moet het wel aansluiten op de volwassenheid van de markt. Landen die uiteindelijk afhaken op onze regelgeving, wijken uit naar niet-Europese financiers die geen vragen stellen. Dan ben je verder van huis.”
Eerder deze maand kreeg de FMO zelf ook kritiek via een ingezonden stuk in het FD van een mensenrechtenorganisatie Both ENDS. FMO zou te veel op economische groei focussen en daarbij lokale gemeenschappen over het hoofd zien. Hoe kijken jullie hiernaar?
“We verwelkomen kritische blikken op wat we doen. Het houdt ons scherp. In het opiniestuk worden zaken naar voren gehaald die niet nieuw voor ons zijn en wat eenzijdig belicht – we zijn ermee bezig. Die dialoog wordt gevoerd.”
Both ENDS riep ook op tot meer transparantie in jullie investeringen in financiële instellingen. De claim is dat jullie niet kunnen uitsluiten dat jullie via deze weg alsnog fossiele projecten financieren.
“Twee dingen daarover: ten eerste kun je op onze website al onze financieringen vinden. Daar zijn we transparant over.
Maar als wij bijvoorbeeld een bank in Zambia financieren, is het om meerdere redenen niet mogelijk om van die bank te vragen om al haar financieringen openbaar te maken. Soms is dat vanwege lokale wetgeving, soms vanwege commerciële overwegingen. Het is net zo goed onmogelijk om van een bank als Rabobank te vragen of ze al hun Nederlandse klanten online willen openbaren.”
Tegelijkertijd worden ook steeds meer grote banken ter verantwoording geroepen als het gaat om hun fossiele investeringen.
“Daarom staan ook al onze directe financieringen op de website. Dan zie je dat we geïnvesteerd hebben in de grootste bank van Zambia. De dialoog over waar zij vervolgens in investeren gaan we met hen aan. Net als onze andere investeringen wordt de bank beoordeeld en gemonitord op onze ESG-voorwaarden.”
Tot slot, het is duidelijk dat we in een onstuimige wereld zitten met veel politieke en economische onrust. Hoe zie jij de rol van FMO in deze wereld en in de toekomst?
“Het duale aan de huidige situatie in de wereld is dat het de roep om wat de FMO doet versterkt. Er zijn minder financiële middelen beschikbaar, dus biedt dat meer ruimte voor een bank zoals wij. Begrijp me niet verkeerd: als de economie instort, gaat iedereen dat voelen. Maar als je puur naar ons klantenportfolio kijkt – dat we natuurlijk hebben doorgelicht naar aanleiding van de tariefverhogingen van Amerika – dan zie je dat wij daar beperkt last van hebben. Als je bijvoorbeeld kijkt naar hernieuwbare energieprojecten in Afrika, wat gaat om lokale energieonafhankelijkheid, dan blijft dat relevant. Net als veel van onze agri-projecten die vooral lokaal impact maken. Door alle onzekerheid denk ik dat er alleen maar meer vraag komt naar de diensten die wij leveren. En die handschoen pakken we met verve op.”
Lees ook:
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in